Lieven Hendriks (*1970) maakt schilderijen waarvan de beschouwer niet hoeft te begrijpen hoe ze zijn gemaakt. Natuurlijk niet. De techniek, de totstandkoming, iets wat een kijker zich al snel afvraagt, is geen kijkargument, bestaansreden of schoonheidservaring. Het gebeurt vaak dat in kunst, en ook wel bij een vertaald boek en bij het verkopen van kunst, dat iemand die hier niet in is onderlegd, zich zonder gêne tot de maker en vertaler richt over het werken eraan, alsof iedereen verstand van vertalen en kunst (verkopen) heeft. Op een verjaardagsfeestje kan er dan vrijblijvend over gesproken worden, met echte belangstelling overigens, maar zonder te beseffen dat de kunstenaar, de vertaler, de galeriehouder over zijn of haar beroepsmatige kennis praat waar een intensieve en vaak levenslange toewijding achter schuilt. Ook kan een particuliere verzamelaar een jeugdvriend, deskundig op hedendaags kunst terrein, zijn/haar collectie laten zien en vragen wat er van die kunstenaar en het werk, zo’n 40 jaar geleden aangeschaft, geworden is en wat hij/zij opbrengt op de huidige kunstmarkt. Meestal wordt ervan uitgegaan dat de kunsthistoricus of de – voormalige – galeriehouder uit passie bijhoudt hoe de kunstenaar en het werk zich ontwikkelt en uit liefde bijvoorbeeld veilingen en verkopen volgt (een kleine dagtaak) en bovendien graag deze kennis deelt. Zomaar. Het lijkt wel een consult waartegenover op een ander gebied, in de advocatuur, bedrijfsstrategie of beleggingswereld, een fors uurtarief zou staan. In de ogen van zo’n leek blijft kunst een vorm van een liefhebberij.
Al deze gedachten kwamen bij mij op toen ik de 2022 Droplets schilderijen van Lieven Hendriks in Apeldoorn bij het CODA museum zag. Ik werd op slag in het beeld getrokken om er meteen weer afstand van te willen nemen. Ja, de vraag ‘hoe is het in ’s hemelsnaam gemaakt’, legde ik naast me neer, als een logisch maar irrelevant onderwerp.

Als ik hier in mijn huis naar mijn dubbele ramen met condensdruppels kijk, dan zou ik het beeld niet kunnen reproduceren – ondertussen fotografeer ik het wel met mijn IPhone -. Ik zou namelijk niet weten hoe, maar ik wil wel begrijpen, analyseren, waarom een dergelijk beeld, of iets als druppels door Lieven Hendriks als onderwerp is gekozen. Wat het doet met mijn kijken. Bij hem heeft het een hemelsblauwe kleur als achtergrond, natuurlijk niet voor niets. Wat ik bedenk is dat, zeg maar, het echte beeld, het uitzicht door een raam, bij mij bijvoorbeeld op het centrum van Amsterdam, overbodig wordt ten gunste van de laag die ervoor is gekomen die het onderwerp bedekt en daardoor de hoofdrolspeler wordt. Het uitzicht dat ik vaak roem als mensen hier voor het eerst komen, draait natuurlijk om de alom geprezen Westertoren waar iedereen wel op wil uitkijken. Maar na het zien van de schilderijen met druppels en beslagen glas met vingerafdrukken doet het ‘echte’ uitzicht er niet meer toe.
Hendriks laat in het kijken hier, en in al zijn werken – hij heeft een oeuvre van ruim 20 jaar opgebouwd – je altijd bewust worden van een sheet, een laag, een oppervlakte, een doek, in ieder geval iets vlaks, soms juist door het contrast met de diepte en verte daarachter.
Dat Lieven Hendriks schildert, is misschien wel een lastige en een onderwerp bepalende richting voor hem geweest. Want wat ga je maken als je het als ‘be-denkende’ kunstenaar in principe voor het kiezen hebt? Een video, een sculptuur, een performance of een schilderij? In een vrij vroege fase van zijn oeuvre schildert hij dan ook een ruimtelijke constructie. Deze keuze is nog in een overgangsfase, zou je kunnen zeggen. Toch wordt hier het werk anders dan een documentatie of een vastlegging van het beeld, laat staan een foto van het beeld. Het schilderen, de verfstreek, de handeling van het verven en het doek hebben door zijn aanpak op het vlakke doek meer impact dan het driedimensionale voorwerp dat afgebeeld wordt. Dit is het begin denk ik van Lieven Hendriks’ denken over kunst, zijn schilderijen zijn koste wat het kost conceptueel aangepakt en dat zijn ze dan ook allemaal, stuk voor stuk. Toch kijkt hij graag naar de wisselwerking tussen zijn werken als dialogen door buiksprekers. De Painted Sculpture serie is het startblok voor de weg die de kunstenaar zal volgen. Dat is er één van waarneming, perceptie, kijken (vanzelfsprekend) maar dan door als onderwerp niet de realiteit te nemen maar wat er door lichtval, schaduw, kleur en reflectie bijvoorbeeld op aangebracht is, als een luchtspiegeling, als een illusie.

Lucio Fontana sneed als een performatieve ingreep het linnen in waardoor een letterlijk sculpturale diepte ontstond, maar Hendriks handhaaft het doek in zijn geheel. Hij schildert een sculpturale ingreep en blijft dus in het platte vlak werken. Als Ed Ruscha een tekst over een afbeelding plaatst, wat ongeveer zijn handelsmerk is, is het woord herkenbaar als los geplaatste, grafische reclameletters. Bij Hendriks is de tekst met vingers in de verf of op een beslagen glasplaat geschreven, maar dan schilderkunstig verwezenlijkt. In een andere serie wordt de illusie van gebroken glas voor het ingelijste beeld belangrijker of zo niet even belangrijk dan het beeld wat eronder geschilderd is.

Er zijn dus steeds meerdere realiteiten voelbaar en zichtbaar aanwezig. De titels zijn veelzeggend en horen in het kijkproces meegenomen te worden. Zo schildert hij ook een verdunde laag van een geluid, een gerucht van een waarheid zeg maar, iets van horen zeggen in de Hearsay serie als grote, uit het doek gesneden maar geschilderde wolken, gedachtenwolkjes, of als woord geschreven op de beslagen ruit.


Een soort van werkelijkheid kan óók die van de noodzaak van een handeling zijn, zoals die van het spieraam opspannen en de zichtbare vouwen in het doek straktrekken maar de subtiel geschilderde schaduwen trekken vanuit de hoeken waar het linnen zogenaamd te ruim zit, aan het (spie)raam naar een conditie van tijdelijkheid. Het kan en dient aangepast te worden als het niet – voorgoed – door Lieven Hendriks geschilderd, vereeuwigd was.

Als een landschap in de spotlight staat, trekt onze blik automatisch naar wat belicht wordt. Maar als de lichtbron zelf, een reflectie, flits of een schijnwerper die een signaal afgeeft, geschilderd wordt, wordt de kijker belicht en ontstaat de kijk- en daarmee denkbeweging van het belichte onderwerp naar de belichter, de straal die bijna verblindend kan zijn als het niet zo ver verwijderd was. In het platte vlak van het doek ontstaat dus een enorme afstand en diepte.

Net als in de omkering van een zwart gat. Vanuit de ondergrondse, zwarte grot naar de buitenwereld te kijken, maar met een licht gat dat een onscherp landschap laat zien, ontstaat een hoogte- en laagteverschil als realiteit, maar op het vlakke doek.

Iets wat een monochroom is, een vlak in één kleur, kan door subtiel schilderen en dikte in het aanbrengen een zuigende werking hebben als een tunnel waarin je als kijker dreigt te verdwijnen of opgenomen te worden. Tenzij er een soort lichtbalken achter een leeg reclamebeeld en een stempel of logo ook op is aangebracht. Dan wordt de beweging van de verte ingaan steeds bijgesteld door het dichtbije beeld van het raster dat een symbool van toegang, bijna een hekje wordt in het eenkleurige landschap.
Het idee dat aan een schilderij van Lieven Hendriks ten grondslag ligt verdient een optimale uitvoering en is meestal in veel lagen aangebracht, dus met een gelaagdheid in de werkelijkheid van uitvoering om vervolgens verschillende niveaus van kijken ernaar te realiseren. Dat vraagt om pauzes, tijd nemen, een duur van kijken, nog eens kijken, erover nadenken en nog eens kijken. Het conceptueel werken maakt Hendriks tot een kunstenaar die niet alleen in zijn studio zogenaamd aan het verf mengen is, maar regelmatig afstand neemt, lesgeeft aan kunststudenten en meedraait in een kunstenaarsinitiatief, De Omstand in Arnhem, waarbij deze onderdelen misschien wel evenredige elementen van zijn kunstenaarsbestaan uitmaken. Ik denk dat de dialogen die Lieven Hendriks in zijn werken onderling ook onderzoekt, even sterk binnen deze gerelateerde praktijken, in reflectie en spiegeling, tot hun recht komen. Zoals een raam dat buiten van binnen scheidt net zo goed een wederzijdse focus oplevert en een verandering van blik kan opleveren.
De overweldigende combinatie van zowel een museale als een kunstenaarspresentatie die Hendriks in CODA liet zien, is in de publicatie die gelijktijdig verscheen, in een catalogusoverstijgende hoedanigheid gerealiseerd.
Een grafisch ontwerpen die de kunst waar het boek over gaat bijna ondergeschikt maakt door er een vormgevingssignatuur als laag overheen te leggen, was geen optie voor het werk van Hendriks dat geen laag als surplus nodig heeft. Hendriks heeft ook een aantal boeken (met Frank Koolen) gemaakt die hij als zelfstandige werken binnen zijn oeuvre ziet. Over perceptie en diepgang van zijn werk zijn nog meer gedachten, woorden en tijd nodig, maar voorlopig houd ik het bij zijn Mirages boek, waarin zijn werk als superwerkelijkheid op zichzelf staat. (Lieven Hendriks Mirages Jap Sam Books 2022)